Vitaminen en mineralen

Geplaatst door op in Naslagwerk
  • Lettergrootte: Groter Kleiner
  • Hits: 4960

Vitamines en mineralen zijn stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in voedsel en geen energie (calorieën) leveren, maar wel onmisbaar zijn voor een goede gezondheid en een normale groei en ontwikkeling. Een tekort zal leiden tot ziektes. Er zijn wel meer stoffen die belangrijk zijn voor het lichaam, maar deze mogen geen ‘vitamine’ of ‘mineraal’ heten.

Het lichaam kan vitamines en mineralen – enkele uitzonderingen daargelaten - niet zelf maken. Ze moeten dus via het eten worden opgenomen. Daarbij gaat het om kleine hoeveelheden, variërend van honderden milligrammen tot enkele grammen per dag. Daarom worden vitamines en mineralen ook wel ‘essentiële micronutriënten’ genoemd.

Bij mineralen denken veel mensen in eerste instantie aan gesteenten of metalen zoals die in de natuur voorkomen. Maar mineralen zitten ook in voedingsmiddelen. Ze worden opgenomen door planten en dieren, waarna ze in de voedselketen terecht komen. Een deel van de mineralen heeft het lichaam in heel kleine hoeveelheden nodig (microgrammen). Deze worden wel ‘spoorelementen’ genoemd.

De vitamines zijn in het begin van de 20ste eeuw ontdekt door de Poolse biochemicus Casimir Funk. Hij kwam erachter dat sommige stoffen die stikstof bevatten onmisbaar zijn om sommige ziekten te voorkomen. Hij noemde deze stoffen ‘vitamines’, een combinatie van het Latijn 'vita' dat 'leven' betekent en 'amine' voor het aanduiden van een stikstofbevattende stof. Later werd bekend dat niet alle vitamines stikstof bevatten. Toen was de term al algemeen aanvaard.

Vitamines zijn te verdelen in vitamines die in water oplosbaar zijn en vitamines die in vet oplosbaar zijn. Vetoplosbare vitamines zijn retinol (vitamine A), vitamine E, D en K. Het lichaam slaat een overschot aan deze vitamines gedeeltelijk op. Een ander deel wordt uitgescheiden via de urine of de gal.

Vitamine B en C zijn in water oplosbaar. Het lichaam kan deze vitamines niet of nauwelijks opslaan, met uitzondering van vitamine B12. Een te veel verlaat het lichaam via de urine.

Vitamine A, C en E worden gerekend tot de ‘antioxidanten’. Deze beschermen het lichaam tegen zogenaamde 'vrije radicalen' en andere schadelijke stoffen die vrijkomen bij de stofwisseling

Antioxidanten beschermen het lichaam tegen zogenaamde 'vrije radicalen' en andere schadelijke stoffen die in het lichaam vrijkomen als gevolg van allerlei oxidatiereacties. Zogenaamde oxidatieve deeltjes komen vrij bij het vrijmaken van energie uit voedingsstoffen, maar zijn ook aanwezig in sigarettenrook en vervuilde lucht. Ook bij bepaalde ziekteprocessen, zoals ontstekingsreacties, kunnen veel vrije radicalen worden gevormd. Als ze niet tijdig worden uitgeschakeld, kunnen vrije radicalen schade aanbrengen aan lichaamscellen. 

Op die manier spelen ze mogelijk een belangrijke rol in het verouderingsproces en bij het ontstaan van diverse welvaartsziekten. Belangrijke antioxidanten in onze voeding zijn vitamine C en E, maar ook een groot aantal ander stoffen zoals kruiden hebben een antioxidant werking.

De vorming van vrije radicalen in het lichaam is een normaal biologisch proces dat het lichaam onder meer gebruikt bij het onschadelijk maken van ongewenste indringers (zoals bacteriën) door het afweersysteem. Vrije radicalen komen in het lichaam vrij bij processen waarbij veel zuurstof wordt verbruikt (zoals bij lichamelijke inspanning), maar ook door blootstelling aan schadelijke stoffen, UV-licht, door inhalatie van sigarettenrook en luchtvervuiling. Ook bij bepaalde ziektes, zoals diabetes en met name (chronische) ontstekingsreacties kunnen veel meer vrije radicalen gevormd worden.

Reageren uitgeschakeld door auteur.